WLAN-internettoegangspunten
Druk op
en selecteer
Instrumenten
>
Instell.
>
Verbinding
>
Toegangspunten
>
Opties
>
Bewerken
of
Nieuw toegangspunt
.
Volg de instructies van de WLAN-serviceprovider.
●
WLAN-netwerknaam
— Selecteer
Handmat.
opgeven
of
Netw.namen zken
. Als u een
bestaand netwerk selecteert, worden
WLAN-
netwerkmodus
en
WLAN-beveil.modus
bepaald aan de hand van de instellingen van het
toegangspuntapparaat.
●
Netwerkstatus
— Hiermee geeft u aan of de
naam van het netwerk wordt weergegeven.
●
WLAN-netwerkmodus
— Selecteer
Ad-hoc
als
u een ad-hocnetwerk wilt maken en apparaten
rechtstreeks gegevens moeten kunnen
verzenden en ontvangen. Een WLAN-
toegangspunt is niet nodig. In een ad-
hocnetwerk moeten alle apparaten dezelfde
WLAN-netwerknaam
gebruiken.
●
WLAN-beveil.modus
— Selecteer de gebruikte
codering:
WEP
,
802.1x
(niet voor ad-
hocnetwerken) of
WPA/WPA2
. Als u
Open
netwerk
kiest, wordt geen codering gebruikt. De
coderingstypen WEP, 802.1x en WPA kunnen
alleen worden gebruikt als deze door het
netwerk worden ondersteund.
Selecteer
WLAN-beveil.instell.
om de instellingen
voor de geselecteerde beveiligingsmodus in te
voeren.
Beveiligingsinstellingen voor WEP
●
WEP-sleutel in gebr.
— Selecteer het WEP-
sleutelnummer (Wired Equivalent Privacy). U
kunt maximaal vier WEP-sleutels maken.
Dezelfde instellingen moeten worden ingevoerd
in het apparaat voor het WLAN-toegangspunt.
●
Verificatietype
— Selecteer
Open
of
Gedeeld
voor het verificatietype tussen uw apparaat en
het apparaat voor het WLAN-toegangspunt.
●
Instell. WEP-sleutel
— Voer
WEP-codering
(lengte van de sleutel),
Indeling WEP-sleutel
(
ASCII
of
Hexadecimaal
) en
WEP-sleutel
(de
WEP-sleutelgegevens in de geselecteerde
indeling) in.
Beveiligingsinstellingen voor 802.1x en
WPA/WPA2
177
Instellingen
●
WPA/WPA2
— Hiermee selecteert u de
verificatiemethode:
EAP
als u een EAP-
invoegtoepassing (Extensible Authentication
Protocol) wilt gebruiken of
Vooraf ged. sleutel
als u een wachtwoord wilt gebruiken. Leg de
gewenste instellingen vast:
●
Instell. EAP-plug-in
— Voer de instellingen
in volgens de instructies van de
serviceprovider.
●
Vooraf ged. sleutel
— Voer een wachtwoord
in. Hetzelfde wachtwoord moet worden
ingevoerd in het apparaat voor het WLAN-
toegangspunt.
●
Alleen WPA2 (modus)
— Alleen apparaten die
WPA2 gebruiken kunnen in deze modus een
verbinding tot stand brengen.
Geavanceerde WLAN-instellingen
Selecteer
Opties
>
Geavanc. instellingen
en
maak een keuze uit de volgende opties:
●
IPv4-instellingen
— Vul het IP-adres van uw
apparaat, het IP-adres van het subnet, de
standaardgateway en de IP-adressen van de
primaire en secundaire DNS-servers in. Neem
voor deze adressen contact op met uw
internetprovider.
●
IPv6-instellingen
— Definieer het type DNS-
adres.
●
Ad-hoc kanaal
(alleen voor
Ad-hoc
)
— Selecteer
Door gebr. gedef.
als u handmatig
een kanaalnummer (1-11) wilt invoeren.
●
Proxyserveradres
— Voer het adres van de
proxyserver in.
●
Proxypoortnummer
— Voer het nummer van
de proxypoort in.